Hoonhorst

Kerkuilen van de Cyriacuskerk Hoonhorst 1770 – 2020

Deel 1.

In vogelvlucht nemen twee kerkuilen u via het Dorpsblad in het jaar 2020 mee door de geschiedenis van 250 jaar kerk in Hoonhorst.

In de geschiedenis van Hoonhorst neemt 1770 als stichtingsjaar van de eerste kerk een belangrijke plaats in. Hoe was het voor die tijd voor de katholieken in Hoonhorst?
Vanaf de Middeleeuwen werd er al naar een kerk gegaan in deze contreien. De huidige Grote Kerk in Dalfsen behoorde toe aan de katholieken en was gewijd aan St. Cyriacus. Deze kerk vindt zijn oorsprong ergens rond 1156 tot 1178, omdat in die tijd al sprake was van een priester. In 1161 is de parochie opgericht. Duidelijk is ook dat de eerste kerk veel kleiner is geweest en zelfs deels opgebouwd uit ijzeroerbrokken. In de eeuwen daarna, na vele branden en herbouwmomenten is de kerk telkens vergroot met daarin ook de kapel en begraafplaatsen van de familie van Rechteren.

De huidige toren is gebouwd in de 15e en de 16e eeuw. Deze toren heeft in de vorige eeuwen altijd dienst gedaan als opslagplaats voor de slangen van de brandweer, die mooi hoog in de toren opgehangen konden worden om te drogen. Deze van oorsprong katholieke kerk heeft bij de kerkhervorming rond 1580 veel van zijn schatten verloren. Alle altaren en dat waren er drie, zijn gesloopt, de beelden werden stuk gegooid en de muurschilderingen werden over gewit. Het katholieke geloof werd in 1581 hier geheel verboden. Veel katholieken zochten hun heil elders en voor zover dat nog mogelijk was in schuilkerken. Zo was er op het Hilderinck een schuilkerk ingericht, waar ‘s nachts door een pastoor uit Zwolle de mis in het geheim werd gelezen. Op de Broeckhuijsen werd in 1635 de statie Dalfsen (hoofdkerk) gesticht. Van hieruit werden de buurtschuilkerkjes bediend. Veel katholieken bleven de schuilkerken trouw. Kleine schuilkerken waren er bij Splint in Welsum, bij Hilderinck in Emmen, in het Ververshuis in de Veldhoek en ook in een woning aan de Zwarteweg bij Hoonhorst. In 1710 is de statie verplaatst naar Wietem en in 1770 naar Hoonhorst, de statie Hoonhorst.

In januari 1770 ging er het volgende verzoek  naar Baron Sloet, heer van Tweenieuwenhuijsen, oud Ruijtenborg en Hogersdorp, landdrost van Salland, residerende te Zwolle. De inhoud van het verzoek luidde als volgt: “Met diep respect wensen de roomse ingezetenen van het kerspel Dalfsen, met behoorlijke permissie al sedert jaren rond Dalfsen en sedert enige tijd in een huis van de Heer van Schoonheten hun godsdienst beoefend hebbende, om bij de plaats van de tegenwoordige godsdienstoefeningen een loods of gebouw op te zetten, inclusief bewoning voor de priester die met permissie daar de godsdienst verricht. In de manier en wijze waarop zal als vanouds niets veranderd worden. U ootmoedig verzoekende hier toestemming voor te willen geven”.

Op  3 februari gaf de drost toestemming. De eerste kerk gebouwd in 1770 moest gelijken op een boerenschuur, want eigenlijk was het nog steeds niet toegestaan voor de katholieken om openlijk naar buiten te treden. De locatie Hoonhorst was bedoeld voor de wijde omgeving in de richting van Ommen en Luttenberg en in de richting van Heino en Zwolle. De katholieken uit Dalfsen konden nu ook vrijelijk de weg via het kleine veer naar Hoonhorst vinden en zodoende is de naam Papenallee ontstaan.

Wordt vervolgd.                             

Bron: Geschiedenis van de Sint Cyriacusparochie Hoonhorst- Dalfsen