Hoonhorst

Kerkuilen Deel 2

In vogelvlucht nemen twee kerkuilen u via het Dorpsblad in het jaar 2020 mee door de geschiedenis van 250 jaar kerk in Hoonhorst.

De Beginjaren
Voor zover dit kan worden achterhaald stond de eerste “boerenschuurkerk” op een deel van het grondgebied van de huidige kerk. De Tibbensteeg liep destijds vanaf de Marswetering kaarsrecht aan op Hoonhorst. Deze kwam uit op een driesprong met de vroegere Vechtsteeg (nu de Kerkstraat). Het toegangspad lag nog net aan de Tibbensteeg. Het stuk land van de Tempelcamp dat onder ’t erve “Hoonhorst” in Lenthe viel, werd verkocht door de Hoogedele B.H. Bentinck tot Schoonheten en zijn vrouw B.E.J. Bentinck, geboren du Têtre. De koopsom van 1400 gulden moest in twee termijnen betaald worden.

De kooppenningen werden door Hendrik Meuleman en Berend Fackert voldaan. De financiering moet de gemeenschap heel wat hoofdbrekens hebben bezorgd. Het is bekend dat in de tweede helft van de achttiende eeuw een economische crisis uitbrak, waardoor erg veel boeren met armoede te kampen kregen. In een register van de hervormde kerk te Dalfsen werd gemeld dat er naast keuterboeren volle, driekwart en halve boeren waren. De keuterboeren waren veruit in de meerderheid. De status bepaalde de afdracht aan de kerk. Vele keuterboeren weigerden aan de afdracht aan de kerk in Dalfsen te voldoen. Enerzijds omdat ze in het zuidelijk deel van de Lenther Marke woonden en in Heino Kerkten en anderzijds omdat ze dubbel belast werden. Ze moesten zowel in het onderhoud van de dominee als in het onderhoud van de pastoor voorzien. (De katholieke kerk was nog aan het openbare leven onttrokken. Je was in het geheim katholiek). Tot dan toe kon de rooms-katholieke kerk geen enkel beroep doen op financiële steun van kerspelbestuur of Staten. Bovendien was het een tijd waarin de havezathes vanwege de economische crisis tot verkoop van delen of zelfs hele goederen moesten overgaan. Boeren, die tot dan toe gepacht hadden, kregen nu de gelegenheid om over eigen land te beschikken.

Gezien het bovenstaande is het niet vreemd dat de kerk nauwelijks financiële armslag had. Ondanks de armoe in de beginjaren kon het kerkje in de loop van jaren toch verbeterd worden. De verbeteringen werden deels gefinancierd door collectes en fundaties, deels door schenkingen bij leven. Door de inlijving van Nederland door Frankrijk (Bataafse Republiek 1795 – 1806) was er weer vrijheid van godsdienst en onderwijs.  Een pastoor gold als religieus ambtenaar en werd door de overheid betaald. Ook droeg het Ministerie van Eredienst bij in het onderhoud van de kerk. De kerk werd aanzienlijk verfraaid. De kerkvloer werd verlaagd ten opzichte van het hoofdaltaar en de planken gevel in steen opgetrokken. De vierkante boerderijramen werden vervangen door spitse kerkvensters en op het dak werden een ijzeren kruis met haan en een nieuw torentje met klok geplaatst. Voor binnen werd een monstrans gekocht en een orgel overgenomen uit een kerk in Zwolle. Jarenlang gold het kerkhuis in Hoonhorst als het fraaiste van Salland.

Priesters van de “Schuurkerk”
1770- 1781       Gerardus Michael Hampzinck
1781- 1790       Johannes Gerardus Henricus Thale
1790- 1808       Johannes Antonius Nieuwenhuis
1809- 1837       Hubertus Jozephus Poelmans

Wordt vervolgd